Arjen de Wit

Amerikaanse droom (12)

Pa werkte in de fabriek. Bijna alle vaders werkten in de fabriek. ’s Ochtends vroeg at hij een bord griesmeelpap, zette zijn pet op en sloeg de deur achter zich dicht. Geen idee wat hij precies deed. Misschien deuren in auto’s zetten, of banden vastdraaien, of metertjes op het dashboard monteren. Hij vertelde er niet over en wij vroegen er niet naar. ’s Avonds kwam hij thuis, hing zijn pet aan de kapstok en zette zich aan tafel om te eten.


Vermist (fragment)

“Oké.” De agent zucht en wrijft zich in de ogen. “En hebben jullie enig idee waar Leila op dit moment zou kunnen zijn?”

Finn buigt zich voorover in zijn stoel, zijn handen in elkaar gevouwen. “Meneer. Als wij weten waar ze is dan waren we nu daar, niet hier. Onze dochter is een rustig, bescheiden meisje. Een beginnende puber, dat zeker, maar geen wilde toestanden. Geen vriendjes, geen drugs, geen drank.”

De agent trekt een wenkbrauw op. Er dansen kleine krullen op zijn hoofd. “En dat weet u zeker?”

“Dat weet ik zeker.”

Door de lamellen valt het licht van de straatlantaarns. Buiten komt een hoge zoem dichterbij, een auto die de parkeerplaats oprijdt, je kunt het geluid horen draaien.

Finn wisselt een blik met Farah, die met haar armen over elkaar geslagen naast hem zit. Hij kent deze blik van haar, een woede die ze geen woede wil laten zijn.

“Ik heb de melding gemaakt”, zegt de krullenbol. “Ze wordt gezocht door alle automatische gezichtsherkenning in Europa, we krijgen hier direct een melding als uw dochter in beeld komt. Ga lekker naar huis, probeer wat te slapen. Meestal komen die pubermeisjes vanzelf weer thuis. Waarschijnlijk is ze bij een vriendin, een jongen, iemand waar ze contact mee had zonder dat jullie het wisten. Als ze er over twee dagen nog niet is komt u weer terug.”

“Nee.” Farah. Ze is niet van houding veranderd maar haar ‘nee’ heeft het gesprek meteen op scherp gezet. De agent zit rechtop, zijn ogen opeens alert. Hij heeft een terugtrekkende haargrens, ziet Finn nu, al doen de krullen op zijn voorhoofd hun best om de beginnende kaalheid te verdoezelen.

“We gaan hier niet weg voordat er een zoekactie op touw wordt gezet.”

“Zoals ik al zei, alle systemen in Europa zijn op zoek naar…”

“Ik heb het niet over digitale gezichtsherkenning”, valt Farah hem in de rede. “Ik wil zoeken. Echt zoeken. Door de bossen, de duinen, over het strand. Als de politie niets voor ons kan doen dan zet ik zelf een actie op touw. Ik ken genoeg mensen die willen meehelpen.”

“Ik kan me voorstellen dat u ongerust bent.” De krullen trillen als hij praat. “Maar gelooft u mij, wij maken dit vaker mee. Het protocol zegt dat we, één, onmiddellijk de systemen laten zoeken, twéé, alle medewerkers in de regio laten uitkijken voor de persoon in kwestie, en drie, na 72 uur tot verdere actie overgaan.”

“U snapt het niet”, zegt Farah.

“Ik snap het heel goed.”

“Onze dochter is bijzonder.”

“Iedereen vindt zijn kind bijzonder.”

“Ziet u wel dat u het niet snapt.”


Groot Dictee

Elk jaar in december maakte ik het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Mijn moeder en ik deden samen mee, het was een traditie. IJverig schrijven en net zo ijverig nakijken, drie vellen vol onmogelijke zinnen en rode strepen, elke fout werd geturfd. Ik vond dat ik toch best wat woorden goed had geschreven.

Ik vertelde aan meester Rob dat ik had meegedaan.

‘En, hoeveel fout had je?’

Ik glom van trots: ‘Zestig!’

Meester Rob verzandde in een lachbui die hij niet onder controle kreeg, hij kreeg er nog net een ‘sorry’ tussendoor, hij lachte en lachte en ik, ik droop af naar mijn tafeltje.

Pas jaren later ontdekte ik dat ik al die tijd verkeerd had gerekend: je telt niet het totale aantal fouten, vaak meerdere per woord, maar het aantal woorden dat je fout hebt geschreven. Nu kan ik meester Rob begrijpen. Maar nu is het te laat. Ik heb nooit meer meegedaan aan het Groot Dictee.


Voorgedragen tekst: Het interview

Gisteren droeg ik voor bij de open mic van Tapschrift Amsterdam: leuke mensen, uiteenlopende voordrachten, prettige sfeer. Hieronder mijn tekst. Het is een fragment uit een langer verhaal, bewerkt en gecondenseerd tot iets dat je in vijf minuten kunt voorlezen. Een vormexperiment bovendien, of hoe zeg je dat, nou ja, lees zelf maar :).

Lees de rest van dit artikel »

Kermis (fragment)

De kermis begon zoals hij alle jaren begon: in de tuin bij Stalens. Het klinkt misschien gek, indrinken bij de uitvaartondernemer, maar de kermisborrel was traditie en hij was nou eenmaal uitvaartondernemer. Cor Stalens woonde in een zijstraat van de Dorpsstraat en had een grote tuin, helemaal betegeld en omheind met een hoge houten schutting. 

We stonden lekker te pilsen toen de poort openging en er iemand binnenkwam die we nog niet kenden. Het sloeg meteen stil. We kenden iedereen, als de poort openging hoorde daar een bekende kop te verschijnen. We staarden die vent aan alsof hij net vanuit de hemel was afgedaald en zijn ruimteschip tussen onze fietsen had geparkeerd.

“Hallo”, zei hij, “Ik ben de nieuwe buurman”.

“Goei’dààg”, mompelden wij.

De nieuwe buurman had een stevige baard, niet zo’n morsige baard van maanden niet scheren maar een keurig verzorgde baard die eruit zag alsof hij minstens elke week werd bijgetrimd door een professionele stylist. Op zijn mollige gezicht zat een zware, zwarte bril. Hij had een geruit overhemd aan en een beige broek die misschien net iets te strak zat.

Cor Stalens was de eerste die weer wat zei, hij had deze gast immers uitgenodigd. “Dag buurman, wat fijn dat je bent gekomen”. Zijn stem was overdreven vriendelijk, de stem die hij ook opzette als hij met de familie van een overleden dorpsgenoot de details van de uitvaart doornam. Hij maakte met zijn hand een wild zwaaiend gebaar naar de tuin, waarschijnlijk om iets te zeggen als ‘ga maar ergens tussen staan’ en dat deed hij, de nieuwe buurman, hij ging aan de statafel staan waar de meeste ruimte was, bij Timmer en Touber.

“Zo”, zei Touber.

“Zo”, zei de nieuwe buurman.

“Zo”, zei Timmer.

Stalens zette een koud pilsje op tafel voor de nieuwe buurman en ook alvast twee voor Touber en Timmer, hoewel Timmer nog een halfvol flesje had. “Drink eens door, homo”, zei Stalens, en hij tikte Timmer op zijn achterhoofd.


Achttien jaar van nu

Achttien jaar van nu liggen we in een tentje in de Schotse hooglanden. De regen tikt op het zeil. We liggen op onze buik in onze slaapzakken en koken water op een brandertje in de voortent. Survivalvoer. Onze spieren doen pijn van de hele dag lopen, tien uur, elf uur, langzaam verdween de tijd. Brandende voeten, stekende kuiten. Je hebt rode wangen. Je zegt dat je trots bent dat ik zo veel gelopen heb. Ik vraag of je soms anders had verwacht van je oude vader.

Je moet plassen maar je hebt geen zin om naar buiten te gaan. Je gaat toch. Als je terugkomt zijn je haren nat. Het druppelt op je matje. Je kruipt terug in je slaapzak en zegt dat je er nooit meer uit komt. Dat zullen we nog wel eens zien, zeg ik.

Je doet je ogen dicht. Je zegt: ik doe alvast mijn ogen dicht.

Ik probeer nog wat te lezen maar ik lees niets. Ik kijk naar je gezicht, de blosjes op je wangen, je natte haren, je ademhaling die steeds kalmer wordt.

Dan denk ik terug aan nu, toen we elkaar niet snapten, toen alles nieuw was, jij net zo hulpeloos als ik. Hoe ik vertelde over de vrouw die jij zou worden, ook al begreep je van mijn woorden nog geen woord.


Verbetertraject

“We werken aan een aantrekkelijke en inspirerende werkomgeving voor alle medewerkers.

Zoals aangekondigd is besloten een externe partij aan te trekken die ons gaat helpen bij het doorvoeren van de nodige interne verbeteringen. De commissie heeft met name beoordeeld welke partij de context en het vraagstuk van de organisatie goed begrijpt, of ze de breedte van de vraag aan kan en voldoende aandacht schenkt aan aspecten als cultuur en leiderschap en aan aspecten als het analyseren van systemen en processen.

We weten waar we vandaan komen en waar we naartoe willen. Maar hoe de weg daar naartoe eruit moet zien, weten we nog niet. Daar gaat het bureau ons bij helpen en adviseren over mogelijke interventies.

Uiteindelijk gaat het erom dat we als organisatie beter gaan functioneren. Dat mensen in staat worden gesteld om makkelijker hun werk te doen. Dus niet alleen een rapport en adviezen op papier, de organisatie moet voelbaar anders.

Het is goed mogelijk dat deze berichtgeving alsnog veel vragen onbeantwoord heeft gelaten of de komende tijd nieuwe vragen bij je oproept. Hoewel we in deze eerste fase van het verandertraject nog niet de antwoorden hebben op alle vragen, nodigen we je graag uit voor een open online bijeenkomst.”

#fictie #nonfictie #kafka


Nu (2)

Er is niets wat je nu hoeft te weten.


Synchroon (2)

De bron is momenteel niet beschikbaar. Probeer het later opnieuw.


Woorden

De prediker is niet vermoord. Hij staat in de aarde en reikt naar de wolken. Zijn woorden ritselen tussen de bladeren.

ML Kingpark, 18:18